maandag 11 maart 2019

Een maand door Laos


‘Waarom kom je naar Laos?’ Het is een vraag die Laotianen ons stellen, benieuwd naar wat toeristen aantrekt in hun land. Hier zijn geen hagelwitte stranden, geen wereldtoppers zoals de Taj Mahal, Ankor Wat of de Machu Pichu. Toen we enkele jaren terug kwamen van Vietnam en Cambodja zeiden verschillende mensen ons: “Waarom ben je niet naar Laos gegaan? Dat land is veel mooier en authentieker dan hun buurlanden.” Laos belandde dus op onze bucketlist. Op naar Laos om de pracht van de natuur te ontdekken en kennis te maken met het authentieke karakter van het land en zijn bevolking. 

Ik wilde ook het leven filmen van de gewone mensen die leven langs de Mekong. Omdat we overal vriendelijk onthaald worden, ligt de titel van de film voor de hand: Sabaidee!

Laos zorgt steeds voor verrassingen. De reisgidsen die ons zouden wegwijs maken zijn vaak gedateerd want alles evolueert hier razendsnel. Je ontdekt soms pareltjes op plaatsen waar je het niet verwacht en anderzijds wil je iets interessant bezoeken, maar is het niet meer te vinden. Door Laos reizen is een verrassende ontdekkingstocht. Zo wisten we niet dat dit land zonder betrokken te zijn in de Vietnam-oorlog, het zwaarst gebombardeerde land ter wereld is, met nog steeds pijnlijke gevolgen voor de bevolking. Zoek in deze blog niet het ultieme antwoord op al je vragen over Laos. Het is enkel een neerslag van een maand rondtrekken door een prachtig land.


Aankomst in Luang Prabang


Na een lange vlucht naar Bangkok zitten we eindelijk op het vliegtuig naar Luang Prabang. Amper anderhalf uur later wordt de daling al ingezet. We vliegen tussen de heuveltoppen. Het wolkenspel tussen de bergen levert prachtige beelden op. Het ziet er mooi en veelbelovend uit. De Mekong, de levensader van Laos, baant zich al kronkelend een weg door de natuur. Nu nog ons visum regelen, geld uit de muur halen en onze reis kan beginnen.
Laos is een socialistisch land. Hier is blijkbaar geen concurrentie tussen de taxichauffeurs die zich inspannen om klanten aan de haak te slaan tegen de goedkoopste prijs. Een taxi bestel en betaal je aan een centraal bureautje. De chauffeurs hebben een beurtrol en de eerstvolgende chauffeur in de rij brengt je naar het hotel.

We kiezen ervoor om hier drie en een halve dag te blijven want volgens iedereen is dit de mooiste stad van Laos. De stad is integraal geklasseerd als Unesco-erfgoed. We hebben amper geslapen maar klimmen toch op de Phousi Mountain, een heuvel midden in de stad met een tempel erop, die je een prachtig zicht biedt over de stad. Beneden aan de trap verkopen vrouwen vogeltjes in een klein kooitje. "For your good luck," vertellen we ons. Voor 2€ kan je je geluk niet op de proef stellen, vindt Trees. Boven op de berg laat ze de vogeltjes vliegen. Onze reis start onder een goed gesternte.
Luang Prabang is een paradijselijk oord. Heel wat oude koloniale gebouwen uit de tijd van de Franse kolonisatie, prachtige tempels, tal van terrassen langs de twee rivieren die hier samen vloeien. Met de tropische begroeiing overal tussen de huizen, waan je je werkelijk in het paradijs.

Onze eerste volledige dag maken we de aanbevolen wandeling uit de Lonely Planet. Die brengt ons langs quasi alle mooie bezienswaardigheden van de stad. Daar zitten heel wat tempels bij. De Wat Xieng Thong is de mooiste, vinden we. De boeddhistische tempels zijn lang niet zo kitscherig als die in India. De rode muren bezaaid met spiegelstukjes zijn zeer uitzonderlijk. We steken ook even de rivier Nam Khane over op een bamboe brug. 


Dat kan blijkbaar alleen in het droge seizoen want in het regenseizoen loopt de brug vaak schade op door de sterke stroming. Aan de overkant is er een mooie plek waar je lekkere koffie of thee kan nuttigen, met zicht op het water. Na de middag zetten we onze wandeling verder en bezoeken we het Koninklijk Paleis. Tot 1975, toen de communistische Pathet Lao de macht overnam, verbleef de koning in dit prachtige domein. In het paleis mag je geen foto's nemen. Vooral de centrale troonzaal is prachtig. Zoals in de Wat Xieng Thong zijn de rode muren hier ook bewerkt met mooi Japans spiegelglas. Taferelen uit het dagelijkse leven en uit de geschiedenis van Laos worden op de muren uitgebeeld. We hebben geluk, want het paleis gaat op donderdag een uur vroeger dicht, om te kuisen zeggen ze ons. Wij konden er nog net in. In de centrale laan voor het Paleis krijgt de avondmarkt stilaan vorm. Kraampjes met allerlei spullen voor de toeristen worden hier elke avond uitgepakt. De verkoopsters met hun kindjes palmen hier de volledige laan in, in de hoop hier goede zaken te doen. We laten ons ook verleiden en kopen een marionet om ons internationaal getinte poppenkast uit te breiden thuis.


Luang Prabang vervolg


We willen de grotten van Pak Ou bezoeken. ‘Dat doe je best per boot,’ zegt men ons. De weg ligt er zo slecht bij dat je sneller bent met de boot. De boot stopt nog eerst bij het "whisky-dorp". Hier maakt men whisky van rijst. We wandelen langs de kraampjes, waar ook enkele vrouwen zijden doeken aan het weven zijn. De kindjes komen net terug van school. Ze zijn allemaal keurig gekleed, met rugzakjes van Princess en Frozen. Het oogt allemaal erg bekend. We varen verder naar de grotten die zich op twee niveaus uitstrekken. Een stevige klim brengt ons naar de bovenste grot. De grot is niets speciaals, maar ze staan wel vol Boeddhabeelden. Samen met de onderste grot staan hier meer dan 4000 beelden. 

Terug in Luang Prabang wandelen we langs de terrassen aan de Mekong, de mooie woningen in koloniale stijl, de tropische begroeiing... Het straalt allemaal zen uit. We wandelen naar Utopia, een prachtige plek langs de rivier die in alle gidsjes de hemel wordt in geprezen. Het is er inderdaad erg paradijselijk. Tapijten op de grond, bezaaid vol kussens. Jong en oud komt hier iets eten of drinken en wat socializen. Het contrasteert hier fel met de drukte van India of China. Laos is dan ook het minst dichtbevolkte land van Azië. Iets groter dan de UK maar slechts 7 miljoen inwoners. De bevolking groeit wel jaarlijks met 1%. Kinderen zijn overal aanwezig en worden met heel veel zorg en liefde omringd. Men is hier niet rijk, maar men leeft hier goed.


De volgende dag sta ik wat vroeger op om het UXO-museum te bezoeken. Mijn reisgenoten zien het niet zitten om mee te gaan, maar ik vind het belangrijk om het te bezoeken. Volgens hun website opent het museum zijn deuren om 8 uur. Ik kom aan om 8u15 maar het is nog gesloten. De conciërge weet me dankzij wat gebarentaal te vertellen dat er iemand komt tegen 9 uur. Het UXO-museum gaat over bommenregen die tijdens de Vietnam-oorlog door de Amerikanen over het land werden uitgestrooid. Geen enkel ander land is ooit zo erg getroffen geworden door bombardementen als Laos. Meer dan alle bommen uit de tweede wereldoorlog werden over dit arme land uitgeworpen. De Amerikanen probeerden op die manier de toevoerroutes van de Vietcong, de Vietnamese verzetstrijders, af te snijden. Dat ze daarmee onschuldige mensen troffen was blijkbaar de laatste van hun zorgen. De bombardementen zorgden er ook voor dat de bevolking in verzet kwam en uiteindelijk de Pathet Lao in 1975 aan de macht is gekomen.

Buiten aan het museum is de binnenplaats "versierd" met ontmijnde bommen. Aan de muur een indrukwekkende kaart met rode stippen waar er allemaal bommen zijn gevallen. Naast het grensgebied met Vietnam, is ook de provincie Luang Prabang heel erg getroffen. Zowat 30% van de bommen is niet ontploft. Vaak gaat het over clusterbommen. Dat zijn bommen met daarin allemaal kleine bommetjes, bedoeld om mensen in het rond te treffen. Als die niet ontploffen, gelijken ze op tennisballen. Boeren of kinderen die dit aantreffen op het land en die oppakken raken vaak ledematen kwijt. Tot vandaag vallen er nog steeds slachtoffers, elke dag. In sommige gebieden moet je dan ook zien waar je op stap gaat en of het gebied veilig is. De ontmijners van UXO hebben nog heel wat werk te doen. Een belangrijk deel van hun werk is opvoeding van de landelijke bevolking om hen bewust te maken van de gevaren.

Terug in onze lodge, vertrekken we op tocht naar de overkant van de Mekong. We nemen de overzetboot. Een aangename drukte met auto's, brommers en voetgangers die het pont willen nemen om naar hun dorp terug te keren. Ik film de bedrijvigheid. We wandelen enkele kilometers verder naar een pottenbakkersdorp. Het leven op het platteland is duidelijk soberder dan in de stad. Maar er wordt heel wat gebouwd en je ziet dat er vooruitgang wordt geboekt. Trees wordt willens nillens naar een workshopje pottenbakken gebracht. We kopen wat kleine spulletjes en steunen op die manier de lokale economie. Op de terugtocht biedt een lege tuktuk ons een goedkope lift terug naar de veerpont. De tuktuk chauffeurs liggen er allemaal in hun hangmat uit te rusten. Haast kennen ze hier echt niet.


Terug in de stad willen we na een lichte lunch (een vegetarische noedelsoep) en een korte siësta de botanische tuin bezoeken. We hebben ons echter niet voldoende geïnformeerd, want de tuin ligt aan de overkant van de Mekong. Een half uur boot heen, een half uur boot terug zorgt ervoor dat we maar een half uur hebben om de tuin te bezoeken. We wijzigen onze plannen en bezoeken nog een klooster in de buurt. In de winkelstraat ontdekken we ook een winkeltje met postkaarten. We kopen er een tiental om naar de kinderen en enkele vrienden te sturen. Het postkantoor is niet veraf en we droppen ze daar in de bus "international". We zijn benieuwd wanneer ze zullen toekomen. Blijkbaar werkt de post hier heel snel, want acht dagen later steken ze al in de bus bij familie en vrienden in België.



zondag 10 maart 2019

Met de boot naar Pak Beng


We verlaten Luang Prabang richting noorden. We trekken naar Pak Beng, een kleine stad aan de Mekong in Noord-Laos, niet ver van Thailand. Er loopt geen rechtstreekse weg naartoe. "Het best neem je de boot," zegt men ons. We nemen de slow boat die een eind buiten de stad vertrekt. We arriveren op tijd en krijgen een plaatsje aangewezen, een mooi hoekje waar we met vier plaats kunnen nemen. Stilaan loopt de boot vol. Niet alleen met toeristen, maar vooral met lokale mensen. De boot wordt stampvol geladen met pakken en zakken. Zelfs 2 brommers worden op het dek gehesen. Alles staat propvol. Door al deze drukte en gesleur vertrekken we een half uur later dan voorzien. Onderweg stopt de boot op de meest onmogelijke plaatsen. Mensen stappen nog op, vaak met pak en zak. Mensen stappen af en sleuren een karrevracht dozen mee. Het is een drukte van jewelste. Zou dit te maken hebben met het nakende Chinese Nieuwjaar? We hebben geen flauw idee. Feit is wel dat de boot behoorlijk wat vertraging oploopt. We varen er 9 uur over in plaats van de gebruikelijke acht. Ons guesthouse staat ons op te wachten met een tuktuk om ons naar de 'Mekong View' te brengen. Het uitzicht op de rivier is inderdaad prachtig.

De reisgidsen bieden niet zoveel informatie over wat er in Pak Beng te beleven valt. We trekken dus naar het toeristisch informatiebureau. Het Elephant park spreekt ons niet direct aan. We hebben geen zin om op een olifant te zitten of hen een badje te geven. We kiezen voor de wandeling naar een Hmong dorp ietwat buiten de stad. Een vijftal kilometer weet de man ons te vertellen en dan is er een kabelbrug over de rivier. Vandaar is het nog een tiental minuten wandelen naar het dorp, vertelt hij. We denken er aan om een tuktuk te nemen tot aan de kabelbrug. Terugkomen doen we dan wel al wandelend, denken we. "Waar neem je een tuktuk?",  vragen we aan onze toeristische bron. Wandel maar door de straat, je zal er wel een tegen komen. Zo gezegd, zo gedaan. Pak Beng is één lange straat. Onderweg zien we verschillende winkels met bouwmaterialen. Hier wordt veel gebouwd. Houten huizen worden vervangen door stenen, vaak iets groter en mooier. Maar welke dakbedekking zien we hier aangeboden? Overal asbestplaten. Wellicht komen ze uit India of Vietnam, zoals we hebben gezien in de indrukwekkend film 'Ademloos'. Asbest wordt in heel wat derde wereldlanden nog volop gepromoot. De gevolgen zullen ze binnen 20 à 30 jaar ervaren, als de ene na de andere bouwvakker longkanker krijgt omdat hij de asbestplaten heeft doorgeslepen. Uiteraard zonder stofmasker, zoals gebruikelijk hier. Hier is nog veel werk aan de winkel.

We komen aan het busstation, aan de rand van de stad. Nog steeds geen tuktuk te bekennen. Vooraleer we onze tocht verder zetten, drinken we nog een koffie in het cafeetje waar reizigers wachten op hun transport. We wandelen verder en verder, maar er is geen enkele brug over de rivier te bekennen. De afstanden op het plannetje blijken niet te kloppen. We informeren bij toevallige passanten. Of ze verstaan ons niet, of ze weten de brug niet liggen. In het beste geval zeggen ze dat het nog verder is. Hoe ver? Geen idee. We wandelen verder. Ondertussen zijn we al zeker een 5-tal kilometer verder. Nog steeds geen brug te zien. We komen aan een rivier die we moeten kruisen en nemen er het plannetje bij dat we van het toeristisch bureau hebben gekregen. De brug kan niet ver meer zijn. We zien jonge gasten zwemmen in de rivier en besluiten om een kijkje te gaan nemen. Als bij toeval zien we de kabelbrug. We waren dus vlakbij maar niemand heeft ons de brug aangewezen.
Ik ga eerst de jonge zwemmers filmen. Ze blijken kleine speren op een soort geweertje te monteren en duiken het water in op zoek naar vis. Ze hebben een vuurtje gemaakt om de gevangen vis te roosteren. Ze duiken steeds weer de rivier in, maar komen steeds boven zonder vis. Ze zullen hier nog een tijdje zoet zijn vooraleer ze kunnen grillen.

Wij trekken verder op zoek naar het Hmong dorp. De Hmongs is een van de vele minderheden die in Laos leven. Maar ze hebben wel een slechte reputatie. In de jaren '60 hebben ze onder impuls en met de financiële steun van de CIA gevochten tegen de Pathet Lao. Een geheime oorlog die de Amerikanen hier hebben uitgevochten. Of beter gezegd, waarvoor ze mensen hebben geronseld om voor hun belangen te vechten. Lange tijd heeft de Amerikaanse regering ontkend dat ze een oorlog voerden in Laos, tot er enkele Amerikaanse soldaten gevangen werden genomen en aan de pers werden getoond. Ze kregen de Hmongs aan hun kant met allerlei valse beloftes. Heel veel Hmongs zijn in 1975 het land ontvlucht. De Hmongs die hier zijn gebleven, wonen vaak ze samen in hun landelijke dorpen. Na een twintigtal minuten stappen, vinden we het kleine dorpje. Het is er rustig. Weinig volwassenen te bespeuren. Er zijn wel heel wat kinderen aan het spelen. Sommige meisjes dansen met een lange elastiek, een spelletje dat ook bij ons wordt gespeeld. De jongens hebben een natuurlijke schuifaf gemaakt. Honden, kippen en eenden lopen vrij rond. Varkens zitten in een houten hok. Wat verder is een vrouw haar kleren en zichzelf aan het wassen in de rivier. Het leven hier is heel erg sober. Een groot contrast met het leven in de stad. Ze leven hier wellicht vooral van de eigen landbouwproductie. Heel veel overschot hebben ze niet. Maar blijkbaar blijven ze liever in dit vredige landbouwdorpje dan naar de stad te trekken. We horen later dat in tegenstelling tot vele ander derde wereld landen in Laos geen stadsvlucht is vanuit het platteland. Ze zijn blijkbaar tevreden met hun situatie want dankzij de landbouw is hun eten verzekerd. En het leven in familieverband, wat op het platteland hier traditie is, is ook een verzekering voor de oude dag. Vaak wonen drie generaties hier samen en zorgen kinderen voor hun ouders als ze oud worden.

We keren terug naar de brug. Ondertussen is het heel warm geworden en willen we een rust- en drankpauze inlassen. Langs de weg vinden we een winkeltje waar we drank kopen en op een bankje wat tot rust kunnen komen. We zijn de attractie van de dag voor de omgeving. Vrouwen en kinderen komen kijken wat wij doen, hoe wij er uit zien en hoe we ons gedragen. Ondertussen animeren ze hun kindjes, hangen de was te drogen aan de overkant van de straat en geven ze commentaar onder mekaar over hun attractie. Zouden we de terugtocht te voet doen of zou er een tuktuk kunnen gevonden worden? De vermoeidheid en de warmte eisen hun tol en de zin om nog eens vijf kilometer terug te wandelen langs de weg neemt zienderogen af. We vragen aan de vrouw van het winkeltje of er een tuktuk in de buurt te vinden is. Ze wijst op een pick-up wagen vlakbij. Ok, zeggen we, waarom niet? Ze tovert haar smartphone boven en belt de eigenaar van de auto. Naar Laotiaanse normen komt hij vrij snel aangewandeld, zoekt zijn autosleutels en rijdt zijn wagen uit de carport. We stappen in en tien minuten later staan we terug in Pak Beng. Een frisse douche doet wonderen.

Vang Vieng


We verlaten Luang Prabang en boeken een VIP-bus naar Vang Vieng. Deze stad ligt ongeveer halfweg richting Vientiane en lijkt ons een leuke tussenstop. Het wordt een reis met hindernissen. De bus vertrekt met een uur vertraging. De weg, nochtans de hoofdweg N13, ligt er verschrikkelijk bij. Om de haverklap moet de bus over stukken met kiezel hobbelen. Weer wat verder zijn er werken. En dat allemaal door een bergachtig gebied waar onze zogezegde VIP-bus met moeite boven geraakt. Tot de tweede versnelling lukt het, maar als hij naar zijn derde wil schakelen, gaat die zo hard schokken dat hij moet terugschakelen. Wat een busreis van ongeveer 5 à 6 zou moeten zijn, wordt uiteindelijk een trip van 9 uur.

Onderweg zien we grootscheepse werken: pijlers van spoorwegbruggen worden opgetrokken, de bodem wordt gevlakt. Allemaal om een hogesnelheidstrein aan te leggen. Het zijn de Chinezen die de werken uitvoeren. Hun plan is om een nieuwe zijderoute te bouwen vanuit Kunming (China) tot in Singapore. Het stuk in Laos zou in 2025 klaar moeten zijn. Dat is vier jaar later dan gepland. Eerst stelden de chinezen voor om alle kosten voor hun rekening te nemen. Als compensatie vroegen ze de exploitatierechten op alle grondstoffen die te vinden zijn binnen een afstand van 1 kilometer langs de spoorlijn. Die deal is uiteindelijk niet doorgegaan. Hoe de Laotiaanse regering hun deel van de kosten gaat betalen is mij nog niet duidelijk. Hoe kan een land dat er nog niet in slaagt om zijn hoofdweg deftig te onderhouden, zo'n duur project financieren? Ok, door de tgv zullen er meer toeristen richting Laos afzakken, maar of dat voldoende zal zijn om de kosten te dragen, betwijfel ik.
Later horen we van Belgische fietstoeristen die twee jaar geleden dezelfde weg hebben gefietst dat die er toen vlekkeloos bij lag. Maar de vele camions voor de tgv-werken hebben de wegen hier fel beschadigd.

Ik heb ondertussen ook de Laotian Times ontdekt, een Engelstalige krant in Laos. Uit die artikels blijkt toch dat niet iedereen in Laos op de tgv-lijn staat te springen. Waarom niet eerst zorgen voor een degelijke wegeninfrastructuur voor iedereen vragen sommigen zich af. Maar wellicht weegt voor de regering het feit dat het land hiermee een indirecte toegang tot de zee kan krijgen, zwaarder door dan alle andere tegenargumenten.
In Vang Vieng krioelt het van de toeristen. Het is Chinees Nieuwjaar en de Chinese toeristen zijn naar hier afgezakt om samen met de Koreanen die hier het hele jaar lang de dienst uit maken, de hotels te bevolken. Vang Vieng is gekend voor avontuurlijk toerisme: kayaken, tubing, ziplining, rotsklimmen enz... De stad was begin deze eeuw uitgegroeid tot een centrum van drank en drugs. Toen in 2012 een 12-tal jongeren om het leven kwam door een fatale cocktail van drugs, drank en avontuur, greep de overheid, na aandringen van de Australische regering, fors in. Alle zaken zonder vergunning werden gesloten en het leven is weer genormaliseerd. We willen een fietstocht ondernemen naar enkele watervallen, maar door de wegenwerken en het daarmee gepaard gaande stof, wijzigen we onze plannen. We fietsen naar de overkant van de rivier en willen de grotten gaan bezoeken. We slaan van de weg af, betalen een inkomticket en trekken (denken we) richting grot. We klimmen de rotsen op. We blijven klimmen tot we tegenliggers tegen komen. "Hoe ver is de grot?" vragen we. Er blijkt helemaal geen grot te zijn. We zijn op weg, zonder het te weten naar het mooiste uitkijkpunt uit de streek. We klimmen nog ruim een half uur verder tot we een bordje zien met 'nog 50 meter'. Het worden de lastigste. We klimmen langs touwen van steen naar steen naar boven en bereiken het uitkijkpunt. We worden beloond, want hier boven kunnen we drank kopen. Een hutje met asbesten golfplaten beschermt ons tegen de zon.

De dag nadien trekken we er opnieuw op uit met de fiets, richting een andere grot en de Blue Lagoon. Een mooi fietstochtje langs een landelijke weg met links en rechts het karstgebergte. Toeristen in gemotoriseerde buggies vliegen ons voorbij. De lagoon is uitgegroeid tot een waar pretpark waar honderden Aziatische toeristen zich amuseren. Sommigen komen met een zip-line de berg af, anderen springen in het water, nog anderen klimmen naar de grot met de liggende boeddha. Families picknicken op de rustplaatsen langs het water. Ze genieten er volop van. Wij klimmen naar de grot met de liggende boeddha. Een stevige klim naar een grot die buiten het Boeddhabeeld eigenlijk niet zoveel voorstelt. Na een verse noedelsoep fietsen we terug richting stad. We willen een beeld krijgen van de rivier die we steeds opnieuw zien. We huren een boot die met ons de rivier afvaart. Het is een verfrissend moment bij 36 graden Celsius.

De dag nadien laten we Vang Vieng voor wat het is en boeken een bus richting Vientiane. Met ruim een half uur vertraging pikken ze ons op aan ons guesthouse. Een klein busje volgeladen met toeristen staat ons op te wachten. Onze bagage gaat op het dak en wij krijgen de laatste plaatsjes toegewezen. Opnieuw is de weg barslecht, maar naarmate we de hoofdstad naderen verbeteren de wegen. 4 uur onderweg voor een trip van 155 kilometer, het valt nog mee, onze ervaringen indachtig.

Bolaven plateau


Pakse is de uitvalsbasis van waaruit we het Bolaven-plateau willen verkennen. Als bij toeval slapen we in hetzelfde hotel als waar koningin Mathilde verbleef in 2017. Wat zij betaalde weet ik niet, maar onze kamer is in elk geval niet duur. Het Bolaven-plateau is het meest bekend omwille van de lekkere koffie die hier geteeld wordt. Het is voor een groot deel robusta die ze hier kweken en minder de meer gekende Arabica variëteit. Van zodra we op het plateau zijn, rijden we van de hoofdweg naar de grootste waterval van Laos, de Tad Fan. Het water duikt hier zowat 120 meter naar beneden, in een diepe kloof. Je kan hier met een zip-line over de kloof schuiven, met tussenin een tafeltje met een tas koffie. Wij verkiezen een tas koffie met de voeten op de grond. Het is een prachtige plek, heel idyllisch. Enig nadeel, je kan de waterval enkel vanop afstand bekijken. 

Anders is het met de ietwat verder gelegen Tad Yuang. Veel minder hoog, maar wel erg toegankelijk, zowel langs de boven als de benedenkant. Vrouwen van lokale minderheden weven en verkopen hier prachtige stoffen. We laten ons verleiden en kopen twee tafellakens, goed voor 12€, steun aan de lokale economie.

We stoppen even verder bij een koffie resort, waar een kleine tentoonstelling alle geheimen van de koffie prijsgeeft. Na een lekkere noedelsoep trekken we naar mr. Hook. Hij woont in een animistisch dorp. Mensen die daar wonen geloven in allerlei voortekens van hun voorouders en guru's en zouden alle moderniteit aan zich laten voorbij gaan. Hij trekt met ons door de koffievelden om zijn rondleiding te eindigen in het dorp. Het ziet er allemaal erg armoedig uit en we weten niet goed of we alles wat mr. Hook ons vertelt kunnen geloven. Het dorp staat vol met schotelantennes en mensen lopen rond met hun smartphone. Houden zij wel vast aan hun oude tradities of zijn het enkel nog de ouderlingen die deze godsdienst aanhangen? We weten het niet.

We komen aan in Tad Lo waar we overnachten. De volgende dag wandelen we door het dorp, op weg naar twee watervallen. Een prachtige omgeving. Als we de rivier verder volgen, komen we uit aan een ander dorp. Mannen, vrouwen en kinderen zitten in het water. Ze wassen zichzelf en hun kleren. De kinderen spelen en dartelen in het water. Moeten zij niet op school zitten vragen we ons af. Het is hier nogal armoedig. Het grootste deel van de woningen zijn nog in hout, stenen woningen zijn hier in de minderheid. Dat is helemaal anders dan wat we in andere streken van Laos hebben gezien, waar de stenen huizen de overhand halen op de houten.

Het gasthuis Palamei waar we verblijven is een rustig oord. We leven hier samen met de Laotiaanse familie die het gasthuis heeft uitgebouwd. Mathilde, een jonge Française, is hier sinds zes maanden de gastvrouw die de boel hier managet. In de late middag geeft ze de kinderen Engelse les. Het is de eerste keer dat iemand ons juiste informatie kan geven en voorstellen op maat formuleert. Interessant.
De derde dag op de Bolaven trekken we met de eigenaar van het Palamei guesthouse naar een natuurgebied een beetje verder. Hij leidt ons naar twee prachtige grotten, de Tam Kabe grotten. Hier geen enkele toerist, maar wel de prachtigste grotten die we al hebben gezien in Laos. Na een korte lunch trekt onze gids met ons verder de jungle in. Het is er ongewoon prachtig en groen, niettegenstaande de droogteperiode. Het klimmen en dalen doet ons wat afzien, maar de tocht was de moeite waard. De tocht en de autorit biedt ons de gelegenheid om wat meer op te steken over het leven in Laos.


4000 eilanden


Vanuit het Bolaven plateau trekken we verder naar het zuiden. Daar waaiert de Mekong uit in  verschillende armen. Zo worden er 4000 eilanden gevormd, volgens de Laotianen. Wij hebben ze niet geteld, maar kiezen voor Done Khone waar volgens onze informatie de mooiste plekjes te bewonderen vallen. De weg stopt aan overzet. Vanaf hier gaat alles per boot. De bagage dragen we langs een smalle trap naar beneden waar een bootje ons opwacht. 

Een klein half uur later staan we op onze bestemming. Vanuit ons verblijf hebben we een idyllisch uitzicht op het water. Kokosbomen langs het water, enz… Je kan hier idyllische prentjes schieten die je alleen in de boekjes ziet. We huren een fiets, want echte wegen zijn hier niet. De fietsen zijn niet veel soeps, remmen werken niet, banden staan slap.... Maar wat kan je verwachten, zo’n fiets kost maar 1€ per dag. Een slot is niet nodig, de naam van de zaak staat er op geverfd en ze zijn genummerd. De paden zijn rotsig en zandig. Na een paar kilometer valt de ketting naast het kamwiel. Het zal nog drie keer gebeuren. We kwamen aan een uitkijkplaats vanwaar de boten vertrekken om dolfijnen te spotten. Dat is voor morgen. Met zicht op Cambodja en nog wat kleine eilandjes, fietsen we verder. Onderweg komen we een paar huizen tegen met een bordje “repair bike”. Maar op het moment dat ik lek rijd, is er niemand thuis bij de dichtstbijzijnde hersteller. Na een halfuur komt de man toe met zijn brommer. Een kwartiertje later kan ik weer vertrekken. De reparatie kost amper 1€. 


Vlakbij onze verblijfplaats bevinden zich de “Li Phi”-watervallen, echt indrukwekkend. Van alle kanten klots het water met een onmetelijke kracht. De Laotianen vergelijken ze met de Niagara Falls. Misschien een beetje overdreven, maar ze zijn de moeite waard. De volgende dag bezoeken we weer andere watervallen, iets verderop. Hier geen te betalen, ook niet om over de wiebelende hangbrug te gaan. Tussen de rotsen zien we vissers. Die riskeren hun leven. We zien ook houten staketsels met  metersgrote fuiken. Hiermee vangen ze, als het water wat hoger staat, tonnen vis. In het regenseizoen stijgt het water en verdwijnen vele eilandjes. De rivier kan hier tot 14 km breed worden. Verse vis staat overal op het menu. We laten ons eens gaan: gegrilde catfish met french fries en een slaatje. We zagen de kok met passie aan het werk in de open keuken en hebben echt genoten van zijn heerlijke kookkunsten. Het is tot nu toe het duurste gerecht dat we aten in Laos: 7,5 € voor een culinair hoogstandje. Niet te geloven.