We verlaten Luang Prabang richting noorden. We trekken naar
Pak Beng, een kleine stad aan de Mekong in Noord-Laos, niet ver van Thailand.
Er loopt geen rechtstreekse weg naartoe. "Het best neem je de boot,"
zegt men ons. We nemen de slow boat die een eind buiten de stad vertrekt. We
arriveren op tijd en krijgen een plaatsje aangewezen, een mooi hoekje waar we
met vier plaats kunnen nemen. Stilaan loopt de boot vol. Niet alleen met
toeristen, maar vooral met lokale mensen. De boot wordt stampvol geladen met
pakken en zakken. Zelfs 2 brommers worden op het dek gehesen. Alles staat
propvol. Door al deze drukte en gesleur vertrekken we een half uur later dan
voorzien. Onderweg stopt de boot op de meest onmogelijke plaatsen. Mensen
stappen nog op, vaak met pak en zak. Mensen stappen af en sleuren een
karrevracht dozen mee. Het is een drukte van jewelste. Zou dit te maken hebben
met het nakende Chinese Nieuwjaar? We hebben geen flauw idee. Feit is wel dat
de boot behoorlijk wat vertraging oploopt. We varen er 9 uur over in plaats van
de gebruikelijke acht. Ons guesthouse staat ons op te wachten met een tuktuk om
ons naar de 'Mekong View' te brengen. Het uitzicht op de rivier is inderdaad
prachtig.
De reisgidsen bieden niet zoveel informatie over wat er in
Pak Beng te beleven valt. We trekken dus naar het toeristisch informatiebureau.
Het Elephant park spreekt ons niet direct aan. We hebben geen zin om op een
olifant te zitten of hen een badje te geven. We kiezen voor de wandeling naar
een Hmong dorp ietwat buiten de stad. Een vijftal kilometer weet de man ons te
vertellen en dan is er een kabelbrug over de rivier. Vandaar is het nog een
tiental minuten wandelen naar het dorp, vertelt hij. We denken er aan om een
tuktuk te nemen tot aan de kabelbrug. Terugkomen doen we dan wel al wandelend,
denken we. "Waar neem je een tuktuk?", vragen we aan onze toeristische bron. Wandel
maar door de straat, je zal er wel een tegen komen. Zo gezegd, zo gedaan. Pak
Beng is één lange straat. Onderweg zien we verschillende winkels met
bouwmaterialen. Hier wordt veel gebouwd. Houten huizen worden vervangen door
stenen, vaak iets groter en mooier. Maar welke dakbedekking zien we hier
aangeboden? Overal asbestplaten. Wellicht komen ze uit India of Vietnam, zoals
we hebben gezien in de indrukwekkend film 'Ademloos'. Asbest wordt in heel wat
derde wereldlanden nog volop gepromoot. De gevolgen zullen ze binnen 20 à 30
jaar ervaren, als de ene na de andere bouwvakker longkanker krijgt omdat hij de
asbestplaten heeft doorgeslepen. Uiteraard zonder stofmasker, zoals
gebruikelijk hier. Hier is nog veel werk aan de winkel.
We komen aan het busstation, aan de rand van de stad. Nog
steeds geen tuktuk te bekennen. Vooraleer we onze tocht verder zetten, drinken
we nog een koffie in het cafeetje waar reizigers wachten op hun transport. We
wandelen verder en verder, maar er is geen enkele brug over de rivier te
bekennen. De afstanden op het plannetje blijken niet te kloppen. We informeren
bij toevallige passanten. Of ze verstaan ons niet, of ze weten de brug niet
liggen. In het beste geval zeggen ze dat het nog verder is. Hoe ver? Geen idee.
We wandelen verder. Ondertussen zijn we al zeker een 5-tal kilometer verder.
Nog steeds geen brug te zien. We komen aan een rivier die we moeten kruisen en
nemen er het plannetje bij dat we van het toeristisch bureau hebben gekregen.
De brug kan niet ver meer zijn. We zien jonge gasten zwemmen in de rivier en
besluiten om een kijkje te gaan nemen. Als bij toeval zien we de kabelbrug. We
waren dus vlakbij maar niemand heeft ons de brug aangewezen.
Ik ga eerst de jonge zwemmers filmen. Ze blijken kleine
speren op een soort geweertje te monteren en duiken het water in op zoek naar
vis. Ze hebben een vuurtje gemaakt om de gevangen vis te roosteren. Ze duiken steeds
weer de rivier in, maar komen steeds boven zonder vis. Ze zullen hier nog een
tijdje zoet zijn vooraleer ze kunnen grillen.
Wij trekken verder op zoek naar het Hmong dorp. De Hmongs is
een van de vele minderheden die in Laos leven. Maar ze hebben wel een slechte
reputatie. In de jaren '60 hebben ze onder impuls en met de financiële steun
van de CIA gevochten tegen de Pathet Lao. Een geheime oorlog die de Amerikanen
hier hebben uitgevochten. Of beter gezegd, waarvoor ze mensen hebben geronseld
om voor hun belangen te vechten. Lange tijd heeft de Amerikaanse regering
ontkend dat ze een oorlog voerden in Laos, tot er enkele Amerikaanse soldaten
gevangen werden genomen en aan de pers werden getoond. Ze kregen de Hmongs aan
hun kant met allerlei valse beloftes. Heel veel Hmongs zijn in 1975 het land
ontvlucht. De Hmongs die hier zijn gebleven, wonen vaak ze samen in hun
landelijke dorpen. Na een twintigtal minuten stappen, vinden we het kleine
dorpje. Het is er rustig. Weinig volwassenen te bespeuren. Er zijn wel heel wat
kinderen aan het spelen. Sommige meisjes dansen met een lange elastiek, een
spelletje dat ook bij ons wordt gespeeld. De jongens hebben een natuurlijke
schuifaf gemaakt. Honden, kippen en eenden lopen vrij rond. Varkens zitten in
een houten hok. Wat verder is een vrouw haar kleren en zichzelf aan het wassen
in de rivier. Het leven hier is heel erg sober. Een groot contrast met het
leven in de stad. Ze leven hier wellicht vooral van de eigen landbouwproductie.
Heel veel overschot hebben ze niet. Maar blijkbaar blijven ze liever in dit
vredige landbouwdorpje dan naar de stad te trekken. We horen later dat in
tegenstelling tot vele ander derde wereld landen in Laos geen stadsvlucht is
vanuit het platteland. Ze zijn blijkbaar tevreden met hun situatie want dankzij
de landbouw is hun eten verzekerd. En het leven in familieverband, wat op het
platteland hier traditie is, is ook een verzekering voor de oude dag. Vaak
wonen drie generaties hier samen en zorgen kinderen voor hun ouders als ze oud
worden.
We keren terug naar de brug. Ondertussen is het heel warm
geworden en willen we een rust- en drankpauze inlassen. Langs de weg vinden we
een winkeltje waar we drank kopen en op een bankje wat tot rust kunnen komen.
We zijn de attractie van de dag voor de omgeving. Vrouwen en kinderen komen
kijken wat wij doen, hoe wij er uit zien en hoe we ons gedragen. Ondertussen
animeren ze hun kindjes, hangen de was te drogen aan de overkant van de straat
en geven ze commentaar onder mekaar over hun attractie. Zouden we de terugtocht
te voet doen of zou er een tuktuk kunnen gevonden worden? De vermoeidheid en de
warmte eisen hun tol en de zin om nog eens vijf kilometer terug te wandelen
langs de weg neemt zienderogen af. We vragen aan de vrouw van het winkeltje of er
een tuktuk in de buurt te vinden is. Ze wijst op een pick-up wagen vlakbij. Ok,
zeggen we, waarom niet? Ze tovert haar smartphone boven en belt de eigenaar van
de auto. Naar Laotiaanse normen komt hij vrij snel aangewandeld, zoekt zijn
autosleutels en rijdt zijn wagen uit de carport. We stappen in en tien minuten
later staan we terug in Pak Beng. Een frisse douche doet wonderen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten