zondag 10 maart 2019

Met de boot naar Pak Beng


We verlaten Luang Prabang richting noorden. We trekken naar Pak Beng, een kleine stad aan de Mekong in Noord-Laos, niet ver van Thailand. Er loopt geen rechtstreekse weg naartoe. "Het best neem je de boot," zegt men ons. We nemen de slow boat die een eind buiten de stad vertrekt. We arriveren op tijd en krijgen een plaatsje aangewezen, een mooi hoekje waar we met vier plaats kunnen nemen. Stilaan loopt de boot vol. Niet alleen met toeristen, maar vooral met lokale mensen. De boot wordt stampvol geladen met pakken en zakken. Zelfs 2 brommers worden op het dek gehesen. Alles staat propvol. Door al deze drukte en gesleur vertrekken we een half uur later dan voorzien. Onderweg stopt de boot op de meest onmogelijke plaatsen. Mensen stappen nog op, vaak met pak en zak. Mensen stappen af en sleuren een karrevracht dozen mee. Het is een drukte van jewelste. Zou dit te maken hebben met het nakende Chinese Nieuwjaar? We hebben geen flauw idee. Feit is wel dat de boot behoorlijk wat vertraging oploopt. We varen er 9 uur over in plaats van de gebruikelijke acht. Ons guesthouse staat ons op te wachten met een tuktuk om ons naar de 'Mekong View' te brengen. Het uitzicht op de rivier is inderdaad prachtig.

De reisgidsen bieden niet zoveel informatie over wat er in Pak Beng te beleven valt. We trekken dus naar het toeristisch informatiebureau. Het Elephant park spreekt ons niet direct aan. We hebben geen zin om op een olifant te zitten of hen een badje te geven. We kiezen voor de wandeling naar een Hmong dorp ietwat buiten de stad. Een vijftal kilometer weet de man ons te vertellen en dan is er een kabelbrug over de rivier. Vandaar is het nog een tiental minuten wandelen naar het dorp, vertelt hij. We denken er aan om een tuktuk te nemen tot aan de kabelbrug. Terugkomen doen we dan wel al wandelend, denken we. "Waar neem je een tuktuk?",  vragen we aan onze toeristische bron. Wandel maar door de straat, je zal er wel een tegen komen. Zo gezegd, zo gedaan. Pak Beng is één lange straat. Onderweg zien we verschillende winkels met bouwmaterialen. Hier wordt veel gebouwd. Houten huizen worden vervangen door stenen, vaak iets groter en mooier. Maar welke dakbedekking zien we hier aangeboden? Overal asbestplaten. Wellicht komen ze uit India of Vietnam, zoals we hebben gezien in de indrukwekkend film 'Ademloos'. Asbest wordt in heel wat derde wereldlanden nog volop gepromoot. De gevolgen zullen ze binnen 20 à 30 jaar ervaren, als de ene na de andere bouwvakker longkanker krijgt omdat hij de asbestplaten heeft doorgeslepen. Uiteraard zonder stofmasker, zoals gebruikelijk hier. Hier is nog veel werk aan de winkel.

We komen aan het busstation, aan de rand van de stad. Nog steeds geen tuktuk te bekennen. Vooraleer we onze tocht verder zetten, drinken we nog een koffie in het cafeetje waar reizigers wachten op hun transport. We wandelen verder en verder, maar er is geen enkele brug over de rivier te bekennen. De afstanden op het plannetje blijken niet te kloppen. We informeren bij toevallige passanten. Of ze verstaan ons niet, of ze weten de brug niet liggen. In het beste geval zeggen ze dat het nog verder is. Hoe ver? Geen idee. We wandelen verder. Ondertussen zijn we al zeker een 5-tal kilometer verder. Nog steeds geen brug te zien. We komen aan een rivier die we moeten kruisen en nemen er het plannetje bij dat we van het toeristisch bureau hebben gekregen. De brug kan niet ver meer zijn. We zien jonge gasten zwemmen in de rivier en besluiten om een kijkje te gaan nemen. Als bij toeval zien we de kabelbrug. We waren dus vlakbij maar niemand heeft ons de brug aangewezen.
Ik ga eerst de jonge zwemmers filmen. Ze blijken kleine speren op een soort geweertje te monteren en duiken het water in op zoek naar vis. Ze hebben een vuurtje gemaakt om de gevangen vis te roosteren. Ze duiken steeds weer de rivier in, maar komen steeds boven zonder vis. Ze zullen hier nog een tijdje zoet zijn vooraleer ze kunnen grillen.

Wij trekken verder op zoek naar het Hmong dorp. De Hmongs is een van de vele minderheden die in Laos leven. Maar ze hebben wel een slechte reputatie. In de jaren '60 hebben ze onder impuls en met de financiële steun van de CIA gevochten tegen de Pathet Lao. Een geheime oorlog die de Amerikanen hier hebben uitgevochten. Of beter gezegd, waarvoor ze mensen hebben geronseld om voor hun belangen te vechten. Lange tijd heeft de Amerikaanse regering ontkend dat ze een oorlog voerden in Laos, tot er enkele Amerikaanse soldaten gevangen werden genomen en aan de pers werden getoond. Ze kregen de Hmongs aan hun kant met allerlei valse beloftes. Heel veel Hmongs zijn in 1975 het land ontvlucht. De Hmongs die hier zijn gebleven, wonen vaak ze samen in hun landelijke dorpen. Na een twintigtal minuten stappen, vinden we het kleine dorpje. Het is er rustig. Weinig volwassenen te bespeuren. Er zijn wel heel wat kinderen aan het spelen. Sommige meisjes dansen met een lange elastiek, een spelletje dat ook bij ons wordt gespeeld. De jongens hebben een natuurlijke schuifaf gemaakt. Honden, kippen en eenden lopen vrij rond. Varkens zitten in een houten hok. Wat verder is een vrouw haar kleren en zichzelf aan het wassen in de rivier. Het leven hier is heel erg sober. Een groot contrast met het leven in de stad. Ze leven hier wellicht vooral van de eigen landbouwproductie. Heel veel overschot hebben ze niet. Maar blijkbaar blijven ze liever in dit vredige landbouwdorpje dan naar de stad te trekken. We horen later dat in tegenstelling tot vele ander derde wereld landen in Laos geen stadsvlucht is vanuit het platteland. Ze zijn blijkbaar tevreden met hun situatie want dankzij de landbouw is hun eten verzekerd. En het leven in familieverband, wat op het platteland hier traditie is, is ook een verzekering voor de oude dag. Vaak wonen drie generaties hier samen en zorgen kinderen voor hun ouders als ze oud worden.

We keren terug naar de brug. Ondertussen is het heel warm geworden en willen we een rust- en drankpauze inlassen. Langs de weg vinden we een winkeltje waar we drank kopen en op een bankje wat tot rust kunnen komen. We zijn de attractie van de dag voor de omgeving. Vrouwen en kinderen komen kijken wat wij doen, hoe wij er uit zien en hoe we ons gedragen. Ondertussen animeren ze hun kindjes, hangen de was te drogen aan de overkant van de straat en geven ze commentaar onder mekaar over hun attractie. Zouden we de terugtocht te voet doen of zou er een tuktuk kunnen gevonden worden? De vermoeidheid en de warmte eisen hun tol en de zin om nog eens vijf kilometer terug te wandelen langs de weg neemt zienderogen af. We vragen aan de vrouw van het winkeltje of er een tuktuk in de buurt te vinden is. Ze wijst op een pick-up wagen vlakbij. Ok, zeggen we, waarom niet? Ze tovert haar smartphone boven en belt de eigenaar van de auto. Naar Laotiaanse normen komt hij vrij snel aangewandeld, zoekt zijn autosleutels en rijdt zijn wagen uit de carport. We stappen in en tien minuten later staan we terug in Pak Beng. Een frisse douche doet wonderen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten